U of jij? Wat kunt u / kun jij het beste gebruiken?
Het Nederlands kent van oudsher twee aanspreekvormen: u en jij. De eerste is formeel, de tweede is informeel. Als taaldocent vragen mijn cursisten regelmatig: wat en wanneer zal ik welke vorm gebruiken? Het antwoord is niet eenvoudig, noch eenduidig. Maar ik in dit blog ga ik een poging wagen om aan de hand van voorbeelden iets meer duidelijkheid te geven over hoe men tegenwoordig in geschreven teksten de ontvanger aanspreekt en hoe men elkaar mondeling aanspreekt.
U en jij in teksten
In dit blog gebruik ik je en jij als aanspreekvorm. Dat komt omdat ik een hele brede groep lezers wil aanspreken, van jong tot oud. Bovendien ben ik geen officiële instantie, geen burgemeester of koningin. Als lezer voel je je hopelijk aangesproken met een informele stijl. Dat gezegd hebbende, zie ik steeds vaker in geschreven communicatie dat officiële instanties, zoals banken en pensioenfondsen, een mengvorm van formeel en informeel gebruiken. Zo beginnen e-mails steeds vaker met de informele “Beste” en vervolgen dan hun aanhef met het formele “… mevrouw Wormgoor”. De vroegere “Geachte mevrouw Wormgoor” zie ik bijna niet meer. En de vorm van nog langer geleden “Geachte Weledele Heer Wormgoor”, zoals mijn opa en vader nog aangeschreven werden, is helemaal iets van de vorige eeuw!
Na deze deels informele, deels formele aanhef kiezen organisaties ervoor om de tekst lekker informeel te houden met vormen als ‘je’, ‘jij’ en ‘jouw’. Deze laatste ‘jouw’ vind ik persoonlijk echt veel te informeel. Dat komt omdat het suggereert dat de schrijver de lezer persoonlijk kent. Niet dus! Wat er achter deze bijna joviale tekst zit, weet ik niet, maar het zal vast de jongere lezer aanspreken. De aanspreekvorm ‘u’ creëert afstand en het zou zomaar kunnen dat jonge lezers dan afhaken. Ik snap daarom wel dat omwille van de brede doelgroep voor je, jij en jou(w) wordt gekozen, maar het stoort me dat er niet een consequente keuze gemaakt wordt voor ofwel formeel, ofwel voor informeel.
Ter illustratie hieronder een e-mail aan onze energieleverancier Greenchoice en hun reactie:
Geachte medewerker van Greenchoice,
Afgelopen week ontving ik een brief van uw organisatie over een correctie op de nota van teruglevering. Dat was mooi nieuws, hartelijk dank daarvoor. Nu viel mij bij het lezen op dat u mij op twee manieren aanspreekt: met u en met jij. Als taaldocent heb je zo je allergieën en dit is er zo een. Hopelijk staat u open voor een klein beetje feedback.
De aanhef is namelijk formeel, “Geachte mevrouw Wormgoor”, en dan volgt vanaf de eerste regel de informele aanspreektoon met “je”. Maar op de achterkant van de brief word ik weer met u aangesproken: “Door u te ontvangen.” Als lezer van dit soort brieven ben ik altijd blij met een formele toon, maar dat is natuurlijk aan jullie. Kiezen jullie voor informeel of formeel? Maar om beide tonen te blijven gebruiken, zou ik niet aanraden.
Beste mevrouw Wormgoor,
Dankuwel voor uw feedback. Wij staan hier altijd open voor en nemen dit ook graag ter harte. Hetgeen wat u beschrijft is uiteraard niet zoals het moet. In de tone of voice vanuit Greenchoice dienen wij onze klanten te allen tijde aan te spreken met “U” voor een formele brief.
Wij waarderen nogmaals uw feedback en zullen dit gebruiken om onze service te verbeteren.
Ik hoop dat u met deze informatie voldoende bent geholpen. Kijk anders op www.greenchoice.nl/klantenservice voor het antwoord op veel gestelde vragen, of kies daar het contactkanaal dat het beste bij u past.
Hoewel ik tot nu toe geen papieren brief meer heb ontvangen, was ik allang blij dat deze medewerker mijn feedback serieus nam en de moeite heeft genomen een reactie te sturen. Toch blijf ik het mooier vinden als de schrijver in een samenhangende tekst één aanspreekvorm kiest en niet een mengvorm van formeel en informeel gebruikt laat ik hieronder zien aan de hand van een e-mail waarin wél twee vormen voorkomen:
Beste mevrouw Wormgoor,
Harmen van Wijnen, voorzitter uitvoerend bestuur ABP, gaat in gesprek met oud-politieagent Hennie. Hoeveel risico’s kan zij nemen met haar pensioen? In deze nieuwsbrief lees je meer.
Van jouw geld: betaalbare woningen
We investeren in Nederland in tienduizenden betaalbare (huur)woningen. Van jouw geld maken we het mogelijk.
Daarmee helpen we niet alleen het woningtekort op te lossen. Het levert ook een stabiel rendement op. We laten je hier graag meer over zien.
U en jij in gesprekken
De aanspreekvorm in gesprekken is, niet verrassend, eveneens een combinatie van formeel en informeel, waarbij het informele ‘je’ steeds vaker te horen is. Ook op plekken waar vroeger toch echt u werd gebruikt. Denk aan leerlingen die hun docent met je en jij mogen aanspreken, de conducteur in een trein, de jongere die een oudere persoon op straat iets vraagt, etcetera. In een gesprek kun je ook snel reageren op een aanspreekvorm; vind je dat de ander jou niet met je en jij mag aanspreken, dan vraag je dit: wilt u mij vousvoyeren? Dit is echter vrij zeldzaam aan het worden.
Maarten van Rossem en de burgemeester
Ik herinner me dat mijn docent op de UU, Maarten van Rossem, tijdens mijn studie Amerikanistiek alle studenten altijd vousvoyeerde. Je peinsde er niet over om hem te tutoyeren. Van Rossem hield op deze manier afstand tot zijn studenten en het prettige van deze vorm was dat er altijd sprake was van een gesprek dat beleefd en respectvol verliep. Bovendien wist iedereen ook waar ze aan toe waren. Je hoefde niet na te denken over de aanspreekvorm.
Omgekeerd, iemand tutoyeren, gebeurt ook vaak, maar is wel lastiger om mee te starten. Want dan kan het zijn dat je te onbeleefd bent. Je kunt immers aan iemands neus niet zien of hij of zij formeel aangesproken wil worden. Zodra iemand dat wel wil, geeft hij of zij expliciet aan dat de gesprekspartner mag tutoyeren: “Je mag je zeggen”. Terwijl je dus je en jij mag zeggen, zie je ook regelmatig dat dit niet meteen in een gesprek gebeurt. Je ziet het nogal eens bij een interview op tv bij talkshows waarbij de geïnterviewde zegt dat de host je en jij mag zeggen. Het duurt dan even voordat de host omschakelt. Deze aarzeling komt meerdere factoren die bepalen hoe je iemand aanspreekt. Dit wordt mooi beschreven door Marten van der Meulen, beleidsadviseur van de Taalunie, in zijn blog “Jij of u: wanneer gebruik je wat?” . Voordat je met iemand in gesprek gaat, spelen de volgende factoren ook een rol:
- formaliteit (bijv. gesprekken in de Tweede Kamer)
- status (bijv. burgemeester versus burger, docent versus leerling)
- solidariteit (bijv. bij gelijkheid in status, zoals in vriendenkringen)
Nog recentelijk had ik te maken met de tweede factor Status. Onze burgemeester is zo’n 10 jaar jonger dan ik, waardoor ik in theorie niet direct formeel zou zijn naar hem toe. Maar omdat hij onze eerste burger is, bepaalt zijn status dat ik toch formeel bleef in de gesprekken met hem. Ik kwam hem bijvoorbeeld tegen in mijn Talencafé in Culemborg en bij de Kring Culemborgse Bedrijven. Omdat we elkaar vaker zagen, zei hij op een goed moment: zeg maar je, hoor. En dat was precies hoe het moet gaan: je mag allebei bepalen wat je graag hoort, maar laat het wel weten aan de ander!
*Bron: https://neerlandistiek.nl2017/06/jij-of-u-wanneer-gebruik-je-wat/#