Auteur: Sandra Wormgoor
Enkele jaren geleden belde ik met Tara, een oud-cursiste van mij die basisarts was en uit Stockholm kwam. Ik wilde weten hoe haar nieuwe baan in Rotterdam was. Ze vertelde me dat ze heel blij was met haar nieuwe werk en ook met haar collega’s. Wat een lieve mensen waren het! Haar collega's haalden koffie voor haar en ze hadden haar ‘heel goed de weg gewezen’. Als Tara's taaltutor was ik natuurlijk heel blij om dit te horen, maar waar ik vooral van onder de indruk was, was haar gebruik van de Nederlandse uitdrukking: iemand de weg wijzen.
Expats leren de taal vooral op de werkvloer
Expats moeten net als statushouders een cursus burgerschap doen. Oftewel, ook gewoon inburgeren. Een voornemen waarover de Amsterdamse gemeenteraad afgelopen week zou gaan stemmen (artikel van Anne-Martijn van der Kaaden, NRC 12 juni). Ook moeten bedrijven helpen met de financiering. Ik juich dit voornemen als NT2-docent zeker toe. Maar ik vraag me meteen af hoe dit verder vorm moet krijgen. Blijft het alleen bij financiering? Wanneer krijgen de expats hun taal- en cultuurcursus? Tijdens of na het werk? Gaat het management in een Engelstalig bedrijf voorop in de lessen? En hoeveel netto tijd kunnen expats tijdens hun volle werkweek Nederlands oefenen?
When do you say ‘u’ in Dutch?
Vandaag zei een cursist tegen mij: ik kan geen je of jij zeggen tegen u, ik moet u zeggen tegen u. Dat heb ik zo geleerd en dat voelt beter zo. Het was echt een heel bijzonder moment voor mij. Want wanneer maak je nu mee dat iemand formeel wil blijven vanuit respect voor de docent, zelfs als de docent zegt dat hij wel wat losser mag zijn?
Is there a Dutch word for siblings?
Over the years, quite some students asked me what the translation for the beautiful word ‘siblings’ was. Every time, I had to tell them that I thought there wasn’t one. I said that because I had never heard any Dutch person using a possible translation of only one word. We simply say: broers en zussen.
U of jij? Wat kunt u / kun jij het beste gebruiken?
Het Nederlands kent van oudsher twee aanspreekvormen: u en jij. De eerste is formeel, de tweede is informeel. Als taaldocent vragen mijn cursisten regelmatig: wat en wanneer zal ik welke vorm gebruiken? Het antwoord is niet eenvoudig, noch eenduidig. Maar ik in dit blog ga ik een poging wagen
Het Nederlands stikt van de Franse woorden
Terwijl we steeds vaker klagen over de vele Engelse woorden in onze taal, struikelen we over de vele Franse woorden. Vanaf de 17e, 18e en 19e eeuw was het Frans de voertaal, de lingua franca, en tijdens de Franse tijd van 1810 tot 1813 hoorde je niets anders dan Frans. Voor anderstaligen die het Frans nooit eerder hebben gehoord of gezien, zoals taalleerders met Arabisch of Indiaas als moedertaal, zijn de spelling en de klank echter flinke uitdagingen. Voor hen heb ik met name dit blog geschreven.
Is alles klein in Nederland?
Een van mijn cursisten zei laatst in de les: “Ik woon in een heel leuk huisje”. Toen ik hem vroeg of hij in een heel klein huis woonde, zei hij nee.
Wie zijn de bezoekers van ons Talencafé?
Inés uit Spanje stelt zichzelf voor: Buenos días, mi nombre es Inés García y soy española. Vengo de una ciudad del norte de España y por cosas del destino ahora vivo en Culemborg.
Bijzondere ontmoetingen in ons talencafé
Na elk Talencafé fietsen Maria en ik door het donkere Culemborg terug naar huis. We nemen dan al fietsend de avond door en komen altijd weer tot de conclusie dat er kleine en grote verhalen voortkomen uit deze avonden.
Nederlands leren met een stok achter de deur
Afgelopen week vergeleek een van cursisten mij met een stok achter de deur.