Expats leren de taal vooral op de werkvloer

Expats moeten net als statushouders een cursus burgerschap doen. Oftewel, ook gewoon inburgeren. Een voornemen waarover de Amsterdamse gemeenteraad afgelopen week zou gaan stemmen (artikel van Anne-Martijn van der Kaaden, NRC 12 juni). Ook moeten bedrijven helpen met de financiering. Ik juich dit voornemen als NT2-docent zeker toe. Maar ik vraag me meteen af hoe dit verder vorm moet krijgen. Blijft het alleen bij financiering? Wanneer krijgen de expats hun taal- en cultuurcursus? Tijdens of na het werk? Gaat het management in een Engelstalig bedrijf voorop in de lessen? En hoeveel netto tijd kunnen expats tijdens hun volle werkweek Nederlands oefenen?
Geen urgentie
Vooral naar het antwoord op de laatste vraag ben ik benieuwd. Daar valt volgens mij nog veel winst te behalen. Uit ervaring weet ik dat in-company taalcursussen bij internationale bedrijven met alleen Engelssprekend management en personeel moeizaam kan gaan. De communicatie verloopt in het Engels immers ook prima. Maar daar waar meer Nederlanders werken en er misverstanden of gevaarlijke situaties kunnen ontstaan door gebrekkig Nederlands slaan taalcursussen goed aan. Die urgentie, zo zag ook Van der Kaaden, bepaalt zeker het succes van inburgeringscursussen.
Samen ontdekken
Maar er nog iets anders aan de hand. Expats vertellen mij regelmatig dat ze op hun werk geen tijd en ruimte krijgen om de taal te gebruiken. Vaak ben ik als hun privé docent de enige persoon waar ze (online) Nederlands mee spreken. Die opmerking was voor mij de spreekwoordelijke druppel: ik moest een list verzinnen om mijn cursisten meer kansen te bieden. Maar hoe dan? Ze naar gave taalcafés als Vertel es sturen? Zeker zinvol, maar op die werkvloer moest toch ook meer mogelijk zijn? Het was tijd voor een list. En gelukkig vond ik die. Het was niet meteen het ei van Columbus, maar wel een effectief ei: het bleek dat collega’s van de expats graag een paar lessen wilden meedoen. In een rollenspel bijvoorbeeld. Als klant, of gewoon, als collega. Vanaf het moment dat er een geanimeerd gesprek ontstond tussen expat en collega ontdekten beiden hoe goed dit werkte. Collega’s merkten dat het taalleerproces moeilijk verloopt als je als Nederlander veel te snel praat, doorratelt, geen controlevragen stelt en te lange zinnen maakt. Ik hoorde de teammanagers zeggen: “Hé, jij kan toch al een aardig mondje Nederlands, waarom weet ik dat niet? En sorry, ik zal de vraag rustig herhalen.” Voor de expat was het weliswaar even spannend, want ja, het is wel je leidinggevende, maar na deze droogoefeningen durfden ze later met meer gemak hun leidinggevende om verduidelijking te vragen. Winst, winst, winst!
Erbij horen
Al jaren bestaat er een ludieke button met de slogan “Spreek Nederlands met mij”. Geïnspireerd door deze slogan wapenen mijn cursisten zich met variaties hierop: “Spreek langzamer, alsjeblieft. Ik heb tijd nodig om je antwoord te verwerken”. En Liubov, een Oekraïense, maande haar kersverse werkgever tot vergaderingen die geheel in het Nederlands moesten gaan. Een strengere cursist heb ik niet eerder gehad. Haar Nederlandse collega’s vonden het prachtig! Want alleen zo voelt zij dat ze erbij hoort. En daar draait het allemaal om: je onderdeel voelen van een team, een bedrijf, een organisatie.
Je thuis voelen
Kortom, actieve deelname van collega’s in de taallessen geeft zelfvertrouwen bij de expat en maakt collega’s bewuster over wat ze willen en kunnen. Wat mij betreft blijft het dus niet alleen bij financiering van taal-en cultuurcursussen, maar is een actieve deelname van collega’s zelf de sleutel tot een succesvol ingeburgerde expat. Terwijl ik dit allemaal opschrijf, moet ik vaak denken aan, sorry, de Engelse uitdrukking “It takes a village to raise a child”. Hoe meer collega’s meedoen, hoe kleiner de moeite om een expat zich in ons land, en in het bijzonder in onze hoofdstad, thuis te laten voelen.